Na een nogal warme januarimaand ontwikkelen de rozetten van wilde orchideeën zich voorspoedig. Deze orchideeën overwinteren in de bodem, met knolletjes of wortels. Bij veel soorten verschijnen de bladrozetten aan het eind van de winter, lang voor de bloei. Soms is een groot deel van het blad alweer verdwenen als de bloeistengel verschijnt.
Aan de voet van een grote eik langs een klein weggetje valt deze rozet van bladeren op. Hij is behoorlijk groot en behoort toe aan een Vliegenorchis (Orchis insectifera), een soort die tamelijk veel voorkomt in de Périgord.
In mei, als hij bloeit, is het veel moeilijker de Vliegenorchis te vinden tussen de andere planten, de kleine zwarte bloempjes vallen niet erg op. Ja, ze lijken op vliegen, vleugels en voelsprieten incluis.
In dit schrale kalkgrasland groeien veel orchideeën. Hier zijn de bladrozetten van twee veel voorkomende soorten te zien. De drie rozetten met grijsgroene wat ronde bladeren geven eind maart de bloemstengels van - laten we hem maar zo noemen, hij heeft geen Nederlandse naam - de 'Westelijke spinnenorchis' (Ophrys occidentalis). De groene rozet met bochtige gootvormige bladeren is van de Harlekijnorchis (Anacamptis morio), die twee weken later begint te bloeien.
De 'Westelijke spinnenorchis' wordt een tot twee decimeter hoog. Deze is nog maar klein aan het begin van de bloei.
Een Harlekijnorchis vlak voor het opengaan van de bloemknoppen.