Na deze hete droge zomer zijn veel meren, poeltjes en vijvers uitgedroogd. Het water is simpelweg verdampt of - in veel gevallen - gebruikt door boeren om hun mais te besproeien. Het is normaal dat er minder water is aan het einde van de zomer dan in het voorjaar, maar dit jaar is werkelijk veel water verdwenen. Dit is een ernstige situatie die echte problemen oplevert voor de natuurlijke leefomgeving voor veel soorten. Maar er zijn uitzonderingen, de Moerasgamander (Teucrium scordium) is er dit jaar in overvloed.

Hij groeit op natte plekken waar het waterniveau in de loop van het jaar verandert, zoals hier in een kunstmatig meer, een waterreservoir. Hij is niet in het midden van het meer te vinden, daar is altijd wel wat water, zelfs aan het eind van de zomer. Hij is ook niet op of bij de oever te vinden, daar is het te droog. Maar tussen die twee in, waar het water zich geleidelijk terugtrekt naarmate het seizoen vordert, daar kan hij leven. Zijn wortels overleven de winterse periode wanneer alles onder water staat, en als het meer weer opdroogt maakt hij nieuwe spruiten in de drogende modder en ook uitlopers waarmee hij zijn areaal uitbreidt.

Zoals alle gamanders heeft hij maar één lip, de onderste. De blaadjes hebben afgeronde tanden en ze zijn bedekt met donzige haren. Zoals veel Lipbloemigen is de Moerasgamander aromatisch.