Bij de meeste bloemen is het stuifmeel een soort fijn stof. Als een insect een bloem bezoekt wordt hij bedekt met stuifmeel en draagt het in zijn beharing naar een volgende bloem die aldus bestoven wordt.
Bij orchideeën bevinden zich in elke bloem twee polliniën in de vorm van een kleine knots. Aan de ene kant van de knots zit het stuifmeel, de ander kant is bedekt met lijm. Als een insect de bloem bezoekt, laat het pollinium los en plakt vast aan de kop van het insect. Precies op de juiste plek. Het beest vervolgt zijn weg met een paar rare uitsteeksel op de kop. Als hij nectar gaat halen bij een volgende bloem raakt het stuifmeel op het knotsje precies de stempel van deze en de bevruchting vindt plaats. Als alles gaat zoals het hoort.
Zie hier een kleine vlinder, een Westelijke parelmoervlinder (Mellicta parthenoides) zittend op Hondskruid (Orchis pyramidalis) in zacht avondlicht. Mooi, nietwaar?
Na een tijdje begint hij te bewegen en probeert zijn roltong in een bloem te stoppen. De nectar bevindt zich diep in een lange nauwe spoor. Het lukt niet, de roltong is bedekt met obstakels en kan er niet in. Polliniën van een orchidee zijn eraan vastgeplakt en verhinderen dat de roltong door een nauwe opening kan. Op de foto's zijn de polliniën te zien als kleine geel en paarse dingetjes.
Hij probeert de polliniën uit de weg te ruimen, wrijft zijn poot langs de roltong. Tevergeefs, de lijm is te sterk.
Nog een poging. Nee, het lukt niet.
Hij kan niet meer. Hij kan zelfs zijn roltong niet meer fatsoenlijk oprollen. Gaat hij overleven? Nee, als de lijm niet loslaat gaat hij dood van honger en dorst en uitputting.
Helpen met een fijne pincet, dat gaat niet, hij is te klein en te kwetsbaar. En met een wilde vlinder kan je niet naar de dierenarts gaan. Nee, onmogelijk.