Ze zijn terug, de bloemen van de Paarse schubwortel (Lathraea clandestina)!
Bloemen zijn net mensen ...(Zie hier voor meer.)
Bloemen zijn net mensen ...
De kleinste is de Vroegeling (Erophila verna). Een exemplaar van vijf centimeter hoog is een echte reus. De gemeente hierboven woont op de middenberm van een landweg op een droge helling.
De Doorgroeide boerenkers (Kandis perfoliata) is wat groter. Op rijke grond kan hij wel vijftien centimeter hoog worden, maar meestal blijft hij heel veel kleiner. Hij groei aan de kant van de weg, in droge schrale akkers en kalkgrasIanden, overal waar de bodem omgewoeld is door bijvoorbeeld dieren.
Het Witte hongerbloempje (Draba muralis) groeit op rotsige plekken en stenen muurtjes. Hij begint klein, maar wordt steeds groter tegen het einde van de bloei en als zaad gezet wordt. Op de foto zijn helemaal onderaan ook een paar Vroegelingen te zien.
De Kleine veldkers (Cardamine hirsuta) houdt van meer vruchtbare en vochtige grond dan de andere soorten. In het vroege voorjaar overdekt hij soms akkers die wachten op het ploegen met een grijslila waas, en hij groeit ook in moestuinen. Het is de grootste van de vier soorten. Soms begint hij al te bloeien in december.
Sinds een paar dagen zijn de eerste bladeren bovengekomen. In een maand zal de plant bloeien, en later deze zomer, na de verspreiding van het zaad, verdwijnen de bladeren weer en gaat de plant ter ruste onder de afgevallen bladeren.